Geschiedenis

In het kort

Oliemolen ’t Pink, gebouwd in 1620, is de oudste van de overgebleven Zaanse molens. Oorspronkelijk was de molen kleiner, met een bovenbouw van het type wipmolen, en had hij slechts één oliepers, een zg. enkelwerks oliemolen. In 1751 kreeg de molen zijn huidige vorm en werd het een dubbele oliemolen. Vanaf 1779 tot 1935 was de molen eigendom van de familie Honig, die circa 20 oliemolens in bedrijf had. In November 1792 raakte de kap van de molen in brand door stormweer, maar hij kon worden behouden. 15 Maart 1876 brak de bovenas tijdens malen met storm af. Dit veroorzaakte veel schade. In 1903 brak de molen beide roeden. 25 Juni 1915 sloeg de bliksem in waardoor een kleine brand ontstond. 11 September 1926 brak de bovenas weer af. De molen verwerkte toen al jaren cacaoafval tot cacaoboter. Nieuwe bovenas kwam uit molen de Jonker die ook van Honig was, deze molen is toen gelijk onttakeld. Omstreeks 1929 kwam de molen tot stilstand. In 1935 werd hij geschonken aan de Zaanse VVV die pogingen deed de molen over te plaatsen. Vervolgens ging de molen in ’39 over naar Ver. De Zaansche Molen die hem geheel liet restaureren. In de winter ’44/’45 is de molen gebruikt om drukpersen aan te drijven. De oorspronkelijk in een weidegebied gelegen molen is sinds het eind van de jaren dertig geleidelijk ingebouwd geraakt. Hierdoor is zijn landschappelijke functie thans beperkt.

Als kokermolen gebouwd

De eerste vermelding van deze molen dateert van 1620. Op 3 oktober van dat jaar werd verleend het Consent van de Windt tot een houtsaegersmolentgen omme Jan Jansz. buyerman tot Oostzaenen met sijnen medestanders op hun eygen lant op de Coogh in den banne van Oostzaenen voorsz. ad 3 pond met Kerstmis toecomende.
Uit archiefonderzoek blijkt dat de Secretaris van de Rekenkamer zich vergiste door Oostzaenen te schrijven in plaats van Westzaenen, maar dat dit niet anders dan betrekking kan hebben gehad op molen Het Pink. Aangenomen wordt dat dit een wipmolen was, in Noord-Holland ook wel kokermolen genoemd. In dit geval een wipmolen op een vrij hoge vierkante onderbouw.
afbeelding van de oorspronkelijke wipmolen In het voormalige, in 1751 gebouwde huis van de familie Honig in de Dubbele Buurt te Koog aan de Zaan, kwam aan de achterzijde een in hout gesneden versiering voor met daarin een schild met de afbeelding van een wipmolen. Dit schild, dat volgens de overlevering Het Pink voorstelde, bevindt zich nu in de Oosterschuur van de molen.
Het jaartal 1751 werd bij de restauratie van 1939 op de baard van de molen gevonden. Zeer waarschijnlijk is in dat jaar de wipmolen door de huidige achtkante bovenkruier vervangen. Wellicht is dit voor de familie Honig die de molen in 1749 in bezit kreeg, aanleiding geweest om genoemd schild te laten maken aan het in diezelfde periode gebouwde nieuwe huis. De naam van de molen dateert blijkbaar al uit de begintijd, want al in 1653 wordt gesproken over de pinckmolen. Later stond de molen te boek als De Pink wat in deze eeuw pas schijnt te zijn veranderd in Het Pink.
Hoewel het kennelijk de bedoeling was dat hij tot zaagmolen zou worden ingericht, schijnt dit niet of hoogstens voor korte tijd het geval te zijn geweest. In 1638 was hij in ieder geval al in bedrijf als oliemolen want in dat jaar verkocht Jan Jansz. te Coogh een vierde part (eigendomsdeel) van een olymolen en erff, leggende en staende bewesten die Coogh.

Diverse rampen overleefd

Op 15 november 1792 raakte de kap van de molen in brand als gevolg van het breken van de pensteen tijdens het harde malen met storm uit het zuidwesten, maar de molen kon worden behouden.
Verscheidene rampen hebben de molen nog getroffen. Op 15 maart 1876, toen de molen met stormweer zonder zeil en met acht borden uit stond te malen, brak de bovenas waardoor askop en wiekenkruis naar beneden stortten. Niet alleen werd de kap opgelicht en opzij geschoven, zodat er niet veel van heel bleef, maar ook werd door de val van het wiekenkruis zware schade aan de stelling en aan een van de schuren aangericht. Op 19 mei daaropvolgend was de schade hersteld en kon weer worden gemalen. De groen geverfde houten kapbedekking was hierbij vervangen door een rieten kap. Op 16 november 1903 stond de molen door roebreuk weer zonder wieken. Hij werd hersteld met iets te korte roeden uit de oliemolen De Haan te Zaandam, die toen in afbraak was.
Op 25 juni 1915 werd de molen door de bliksem getroffen maar een begin van brand kon tijdig worden geblust. 19 November 1922 ontstond wederom brand, dit maal in de molenschuur, deze kon echter snel geblust worden.
asbreuk bij het pink Op 11 september 1926 brak voor de tweede keer tijdens het malen de bovenas. Askop en wiekenkruis bleven echter hangen, waardoor de schade beperkt bleef. gebroken askop Ook nu werd de schade weer hersteld, door aankoop van de bovenas van oliemolen De Jonker te Zaandam (hetgeen voor die molen het begin van het einde betekende). Het Pink kwam weer in bedrijf maar het was maar voor een korte tijd. De in 1926 afgebroken askop ligt nu voor het Molenmuseum.
Na enige jaren van stilstand werd hij in 1935 ten geschenke aangeboden aan de Zaanse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer die vergeefse pogingen ondernam om hem door middel van verplaatsing naar elders te behouden. In 1939 deed zij de leeggeplunderde en zwaar gehavende molen over aan de Vereniging De Zaansche Molen, die kans zag hem in dat jaar geheel te restaureren. Sindsdien is de molen regelmatig, op vrijwillige basis in werking gesteld. In de periode van 12 oktober 1944 tot 2 juli 1945 is de molen verhuurd geweest aan de Zaanlandsche Stoomdrukkerij v/h E.N. Smit Wz te Koog aan de Zaan. Met twee in de molen geplaatste drukpersen kon zo, bij gebrek aan elektriciteit, toen nog drukwerk worden vervaardigd. Er werden o.a. bonkaarten gedrukt.

Restauratie en grootonderhoud vanaf 1980

Door het verzakken van de koningsspil in maart 1980 werd het duidelijk dat het goed mis was met de fundering van de molen. Het verlagen van het polderpeil was daar debet aan. Noordooststijl was verzakt en het gehele ondervierkant vertoonde een flinke zetting. De grootespil werd gerepareerd en de wentelas werd uit voorzorg buitenbedrijf gesteld. Er mocht vanaf dat moment niet harder meer dan 40 enden worden gemalen. In 1982 zijn verschillende onderzoeken en opmetingen aan de uit 1620 daterende fundering en ondervierkantconstructie gedaan. Er werd vervolgens een restauratieplan gemaakt wat werd opgedeeld in drie fases: funderingsherstel, reparatie van het ondervierkant en het aanpassen en opnieuw afstellen van het gaandewerk.
In 1983 is de fundering van de molen volledig vernieuwd. Onder de vloer van het vierkant kwam een betonplaat met pulspalen volgens systeem "De Waal". Daarna werd het ondervierkant weer recht getrokken en verstijfd met glasvezelstaven aangegoten met kunsthars. Dit was de eerste restauratiefase om de molen weer bedrijfsvaardig te maken. In 1989 kreeg de molen nieuwe roeden van de fa. Buurma. 2e fase was het vernieuwen van de wegen aan de west- en zuidkant in 1992. Daarbij werd ook het in 1939 gesloopte pothok weer aangebouwd. In de jaren ’95/’96 volgde het 3e deel van de restauratie, het maalvaardigmaken van het oliewerk. Sindsdien wordt er weer regelmatig oliegeslagen.